Marten Arnold: familierechtadvocaat en scheidingsmediatorDe ambitieuze Marten Arnold is een volhouder. Daarbij gaat hij wel eens over zijn eigen grenzen heen. "Iedereen is op zoek...
Aan het begin van dit jaar heeft u het ongetwijfeld wel langs zien komen in de media: de wijzigingen in de wetgeving over partneralimentatie. Wij kunnen ons goed voorstellen dat dit niet een item is dat u op een dergelijk moment aandachtig beluistert en leest, zeker niet indien u er op dat moment op geen enkele wijze mee te maken heeft. Evenwel is er sprake van grote wijzigingen, zowel ten aanzien van de fiscale aftrekbaarheid van verschuldigde partneralimentatie als de duur van de wettelijke aanspraak op partneralimentatie. In dit artikel zal advocaat en scheidingsmediator Marten Arnold een korte uiteenzetting geven van de laatstgenoemde wijziging die per 1 januari 2020 geldt ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet herziening partneralimentatie.
De onderhoudsplicht
Allereerst is het van belang aan te geven dat – reeds in de oude wetgeving – was opgenomen dat echtgenoten tijdens het huwelijk (dan wel geregistreerd partnerschap) elkaar het nodige dienen te verschaffen en dat deze onderhoudsplicht voortduurt ná de echtscheiding. Deze onderhoudsplicht houdt (over het algemeen) in dat de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot het bekostigen van het eigen levensonderhoud heeft, van de andere (ex-)echtgenoot een periodieke betaling ontvangt ter voorziening in dit levensonderhoud. Deze betaling wordt dan gekwalificeerd als partneralimentatie.
Indien men bij (dan wel na) de echtscheiding ten aanzien hiervan niet tot afspraken weet te komen, dan kan de behoeftige echtgenoot de rechter verzoeken de door de andere echtgenoot verschuldigde partneralimentatie vast te stellen.
De oude alimentatieduur
In de oude wetgeving was daarbij opgenomen dat, indien door de rechter geen termijn werd vastgesteld, de alimentatieverplichting na het verstrijken van een termijn van twaalf jaren na de datum van echtscheiding eindigde.
Het laatstgenoemde betekende niet dat de partneralimentatie altijd ook daadwerkelijk twaalf jaren betaald moest worden. Immers is de vaststelling van partneralimentatie altijd een momentopname, omdat er wordt uitgegaan van de op dat moment aanwezige inkomens en uitgaven van beide (ex-)echtgenoten die toekomstgericht kunnen en vaak ook zullen veranderen. Verder kan een rechter ook rekening houden met een verdiencapaciteit van de behoeftige echtgenoot en daarmee in feite stellen dat er meer inkomen verdiend kan worden door deze echtgenoot met als gevolg dat (op termijn) een lagere dan wel geen partneralimentatie verschuldigd is. Maar uitgaande van het niet stellen van een termijn door de rechter dan wel het niet ontstaan van grote wijzigingen, was de maximale alimentatieduur twaalf jaren.
De nieuwe alimentatieduur
Deze maximale alimentatieduur is met inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving gewijzigd. Alwaar er in de oude wetgeving één maximale termijn van twaalf jaren was, is dit vervangen voor een andere hoofdregel. Met ingang van 1 januari 2020 geldt namelijk dat, indien door de rechter geen termijn wordt vastgesteld, de alimentatieverplichting eindigt na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaren. Oftewel:
Op deze nieuwe hoofdregel zijn echter ook drie uitzonderingen in de wetgeving opgenomen.
Uitzondering 1
Indien op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding de duur van het huwelijk langer is dan vijftien jaren en de leeftijd van de behoeftige (ex-)echtgenoot (die dus de partneralimentatie zal ontvangen) maximaal tien jaren jonger is dan de voor hem/haar geldende AOW-leeftijd, eindigt de alimentatieverplichting uiterlijk op het moment dat hij/zij de AOW-leeftijd heeft bereikt.
Uitzondering 2
Indien op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding de duur van het huwelijk langer is dan vijftien jaren én de ontvangende echtgenoot is geboren vóór 1 januari 1970 (en hij/zij nog meer dan tien jaren verwijderd is van het bereiken van de AOW-leeftijd) dan geldt een maximale alimentatieduur van tien jaren. Deze uitzondering in de wet geldt evenwel tot 2027 en zal nadien vervallen. Achtergrond hiervan is dat een op dat moment startende verplichting op grond van deze uitzondering tot maximaal 2037 kan gelden en die persoon dan op zijn jongst 67 jaren zal zijn (immers geboren vóór 1 januari 1970). Daarmee wordt de AOW-leeftijd behaald dan wel benaderd en zal uitzondering 1 gelden en onderhavige uitzondering een dode letter in de wet worden.
Uitzondering 3
Voorts geldt een derde uitzondering met betrekking tot echtgenoten met jonge kinderen. In de nieuwe wetgeving is namelijk ook opgenomen dat de alimentatieverplichting in ieder geval niet eerder eindigt dan op het moment waarop de uit het huwelijk geboren kinderen de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt. Daarmee kan in de praktijk de maximale alimentatieduur alsnog uitkomen op een termijn van twaalf jaren, in het geval bij echtscheiding het (jongste) kind pas net geboren is. De duur van het huwelijk is in deze uitzondering niet van belang.
Hardheidsclausule
Tot slot is er in de wet nog een zogeheten hardheidsclausule opgenomen. In de oude wetgeving was het al mogelijk om een verlenging van de termijn van twaalf jaren te verzoeken aan de rechter. Echter kon dit uitsluitend indien deze beëindiging van zo ingrijpende aard zou zijn dat ongewijzigde handhaving van die termijn naar maatstaven en redelijkheid en billijkheid van de ontvanger niet kon worden gevergd. In de praktijk kwam dit erop neer dat zelden tot verlenging werd beslist door een rechter.
In de nieuwe wetgeving is deze verlengingsmogelijkheid ook weer opgenomen, zij het dat wordt vermoed dat er door een rechter sneller tot deze verlenging zal worden gekomen. In de parlementaire geschiedenis zijn namelijk zogeheten specifieke schrijnende gevallen benoemd, waaronder:
- de situatie waarin de alimentatie-ontvanger de zorg heeft voor een gehandicapt of ernstig ziek kind dan wel mantelzorg voor andere naaste familie;
- de situatie waarin de alimentatie-ontvanger door tijdens het huwelijk ontstane gezondheidsproblemen het niet (volledig) lukt terug te keren op de arbeidsmarkt;
Rechtspraak
Gelet op het feit dat in het gros van de gevallen ook echt sprake zal zijn van een kortere alimentatieduur van maximaal vijf jaren, is het de verwachting dat de rechter – ook gelet op de specifieke voorbeelden – een instrument heeft gekregen sneller tot verlenging van de termijn over te gaan dan voorheen. Bezien zal moeten worden hoe de rechtspraak zich daadwerkelijk zal ontwikkelen. Daarin is in ieder geval een rol weggelegd voor de familierechtadvocaat. Deze advocaat zal met de juiste argumenten de feiten en omstandigheden zodanig moeten schetsen dat een rechter tot een beslissing van verlenging dient te komen. Anderzijds is een dergelijke rol van de advocaat evenzeer van belang voor het voeren van verweer namens de alimentatiebetaler. Immers zal hij/zij absoluut geen verlenging van de termijn wensen.
Advies over partneralimentatie
Op ons kantoor is advocaat en scheidingsmediator Marten Arnold gespecialiseerd in het familierecht. Mocht u advies wensen over partneralimentatie dan wel om andere reden een advocaat benodigd zijn, neemt u dan geheel vrijblijvend contact met hem op. Wij zijn u graag van dienst. U kunt ons bereiken op 0594 514001
Heeft u vragen na het lezen?
Scheidingsmediation of advocaat bij echtscheiding
Vooral in het personen- en familierecht kunnen de emoties hoog oplopen. Wij luisteren naar u. Onze mediator en advocaten zijn gespecialiseerd in het afwikkelen van echtscheidingen zowel gezamenlijk middels mediation...
Omgang in tijden van Corona
Wij krijgen veel vragen van ouders over het uitvoeren van de omgangsregeling of het co-ouderschap ten tijde van de coronacrisis. Aan de hand van twee recente voorbeelden uit de rechtspraak leggen we uit hoe het zit...