Home » Nieuws & achtergrond » Vaststelling vaderschap

Vaststelling vaderschap

18 december 2020

In onze familie- en erfrechtpraktijk komen met enige regelmaat vragen binnen over de (on)mogelijkheden van het gerechtelijk vaststellen van vaderschap. Gelet daarop zet onze familierechtadvocaat Susanne Wolfert hieronder uiteen hoe de gerechtelijke vaststelling van vaderschap in zijn werk gaat.

Vaderschap (van een kind) kan op verschillende manieren tot stand komen. Op grond van artikel 199 van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de vader van een kind de man:

a) die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind geboren is (de moeder), is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan;

b) wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap met de moeder van het kind binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind door zijn dood is ontbonden, zelfs indien de moeder was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren;

c) die het kind heeft erkend;

d) wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld;

e) die het kind heeft geadopteerd.

In deze blog zal ik dus ingaan op het onder d) genoemde, de vaststelling van het vaderschap.

 

Wie kan tot vaststelling van het vaderschap verzoeken?

De rechtbank kan op grond van artikel 1:207 BW het ouderschap van een persoon, ook indien deze reeds is overleden, op grond van het feit dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, vaststellen op verzoek van de moeder of het kind.

Dat kan alleen niet indien het kind al twee juridische ouders heeft, dus bijvoorbeeld indien een ander het kind al heeft erkend, of wanneer een huwelijk tussen de moeder en de persoon van wie het vaderschap moet worden vastgesteld niet mogelijk zou zijn omdat ze familie van elkaar zijn (een te nauwe bloedband hebben) of wanneer de persoon van wie het vaderschap moet worden vastgesteld nog geen 16 jaar oud is.

Wanneer de moeder een dergelijk verzoek wil indienen moet dat binnen vijf jaar na de geboorte van het kind, of in geval van onbekendheid met de identiteit van de vermoedelijke verwekker dan wel van onbekendheid met zijn verblijfplaats, binnen vijf jaar na de dag waarop de identiteit of de verblijfplaats aan de moeder bekend zijn geworden. Voor het kind geldt een dergelijke termijn niet. Hij of zij kan een dergelijk verzoek altijd doen. 

 

Procedure: vaststelling van het vaderschap

Nadat een verzoek tot vaststelling van het vaderschap is gedaan zal over het algemeen een verwantschapsonderzoek worden gedaan (DNA-onderzoek) waarmee met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld of de man ook daadwerkelijk de verwekker is. Maar wat nu als de man daaraan niet wil meewerken of als de man al overleden is?

Uitgangspunt is dat een kind, op basis van het recht op respect voor het privéleven (artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)), het recht heeft om te weten van welke ouders men afstamt. Dat recht is echter niet absoluut. In sommige gevallen moet dat recht wijken voor de rechten en vrijheden van anderen, zoals bijvoorbeeld het eveneens fundamentele recht van een potentiele vader om de afstamming verborgen te houden. Er zal derhalve een afweging van belangen plaats moeten vinden. (1)

In haar jurisprudentie heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geoordeeld dat de rechten van een kind moeten worden afgewogen tegen het algemeen belang en de belangen van de betrokken ouders en dat ook de bescherming van het recht op privéleven van de ouder(s) kan betekenen dat zij niet gedwongen mogen worden tot het ondergaan van ouderschapstesten, zoals een DNA-onderzoek. Wat betreft de onderlinge rangorde tussen enerzijds het recht van een meerderjarig natuurlijk kind om te weten door wie het is verwekt, en anderzijds het (in het recht op respect van zijn privéleven besloten) recht van de ouder om het mogelijk ouderschap ook tegenover het kind verborgen te houden alsmede het belang van de rust in het privéleven en in de familie en vriendenkring, dient in beginsel het belang van het kind te prevaleren.

In de rechtspraak zijn dan ook veel uitspraken vindbaar waarin vermeende vaders worden gedwongen hun medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek, soms zelfs op straffe van een dwangsom. Er zijn ook wel, zij het in mindere mate, uitspraken te vinden waarin een dergelijk verzoek om medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek is afgewezen.

Maar wat nu als de vermeende vader al is overleden? Het vaderschap van een persoon kan, ook indien deze reeds is overleden, door de rechtbank worden vastgesteld op grond van het feit dat deze de verwekker is van het kind.

Het heeft ook in die gevallen de voorkeur dat er een DNA-onderzoek kan plaatsvinden. Wanneer echter de vader al geruime tijd geleden is overleden of is gecremeerd en er geen DNA-materiaal van de vader meer voorhanden is kan er geen rechtstreeks DNA-onderzoek plaatsvinden. In sommige gevallen volstaat dan een DNA-test met een familielid, bijvoorbeeld een broer of zus van het kind, of wanneer die er niet zijn, met een familielid van de vader.

Een bewijsregel, inhoudende dat in het kader van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap het biologisch vaderschap van de verwekker slechts via DNA-onderzoek dient te worden vastgesteld, is er echter niet. (2) Dat betekent dat ook andere bewijsmiddelen toegestaan zijn om aannemelijk te maken dat iemand de vader/verwekker is van een kind, bijvoorbeeld door middel van getuigenbewijs.

 

De gevolgen: gerechtelijke vaststelling van het vaderschap

De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt terug tot het moment van de geboorte van het kind. Dat betekent dus dat de geboorteakte van het kind hierop aangepast wordt. Achteraf kan daarmee dus ook komen vast te staan dat het kind erfrechtelijke aanspraken heeft op de nalatenschap van reeds overleden vader. Als de nalatenschap al is verdeeld of zelfs is opgemaakt, dan is de vraag welke gevolgen dat heeft als daarna het vaderschap van de vader gerechtelijk wordt vastgesteld en er daardoor dus nog een erfgenaam blijkt te zijn.

Hierop zal door ons op een later moment uitgebreider worden ingegaan.

 

Slotsom

Het vaststellen van het vaderschap kan een ingewikkelde kwestie zijn waarin meerdere belangen tegen elkaar afgewogen moeten worden of waarin gekeken moet worden naar de mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een persoon de vader is van een kind. Het is belangrijk om u hierover goed en volledig te laten voorlichten, nu de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap grote gevolgen met zich mee kan brengen.

Heeft u vragen en/of wilt u graag meer informatie ontvangen over wat er mogelijk is met betrekking tot het vaststellen van vaderschap? Neem vooral contact op met ons kantoor en vraag naar Susanne Wolfert.

 

1. zie o.m. EHRM 13 februari 2003, 42326/98 (Odièvre-Frankrijk), EHRM 13 juli 2006, nr. 58757/00 (Jäggi-Zwitersland); EHRM 29 januari 2019, nr. 62257/15 (Mifsud/Malta).

2. zie Hoge Raad 11 juni 2004, LJN: AP1318

Heeft u vragen na het lezen?

Wij bellen u graag terug.

Specialisten in personen- en familierecht met hart voor uw zaak

Vooral in het personen- en familierecht kunnen de emoties hoog oplopen. Wij luisteren naar u. We leggen uit wat uw juridische positie is en wat de mogelijkheden zijn. Daarna gaan we in gesprek met de andere partij....

Familierecht

Gezamenlijk gezag als instrument om contact tussen kind en ouder te waarborgen

Op 27 maart heeft de Hoge Raad zich uitgelaten in een interessante zaak over het ouderlijk gezag. In dit artikel bespreekt Marten Arnold de uitspraak van de Hoge Raad en de achterliggende wetgeving.

Artikel