Home » Nieuws & achtergrond » Vervangende toestemming voor erkenning van minderjarige

Vervangende toestemming voor erkenning van minderjarige

2 april 2021

In een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 24 maart 2021 is in een zaak van onze advocaat Susanne Wolfert, conform het door haar gevoerde verweer, een verzoek van een biologisch vader strekkende tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor erkenning door de rechtbank afgewezen. Dit betreft een zeer uitzonderlijke uitspraak, aangezien een dergelijk verweer vrijwel nimmer slaagt. Gelet hierop wordt door Susanne in onderhavig artikel stilgestaan bij het door een vader verkrijgen van vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige. Voorts zet Susanne uiteen om welke reden de rechtbank in dit geval deze vervangende toestemming niet heeft gegeven.

"Dit betreft een zeer uitzonderlijke uitspraak, aangezien een dergelijk verweer vrijwel nimmer slaagt."

Wettelijk kader erkenning

Erkenning houdt in dat een biologisch vader / verwekker van een kind ook juridisch als vader wordt gekwalificeerd (erkend) en dientengevolge de bijbehorende rechten kan uitoefenen en op plichten kan worden aangesproken. 

Op grond van artikel 1:204 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de toestemming (tot erkenning) van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen door de toestemming van de rechter worden vervangen, tenzij deze erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon:

a) de verwekker van het kind is, of

b) de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.

De lijn in de jurisprudentie is dat in beginsel, behalve in zeer uitzonderlijke situaties, aan de biologische vader/verwekker van het kind vervangende toestemming voor erkenning wordt verleend. Verwezen wordt bijvoorbeeld naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 januari 2019, waarin is overwogen dat:

“Uitgangspunt is dat aan de verwekker vervangende toestemming tot erkenning wordt verleend, tenzij komt vast te staan dat dit de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Daarbij staat voorop dat het in het belang is van kinderen dat zij weten van wie zij afstammen en dat de juridische werkelijkheid zoveel mogelijk aansluit bij de biologische werkelijkheid over het vaderschap. Dit belang is zo groot dat alleen in uitzonderlijke omstandigheden de rechter het verzoek van de man kan afwijzen.”

Slechts in uitzonderlijke gevallen volgt dus een afwijzing van een dergelijk verzoek. Het feit dat de erkenning als het ware deuren opent naar verderstrekkende verzoeken is eerder niet (of althans niet vaak) een reden geweest om een verzoek tot vervangende toestemming erkenning af te wijzen.

 

Casus

In de onderhavige zaak gebeurt dat dus wel. Opgemerkt moet ook worden dat de omstandigheden in deze zaak uiterst bijzonder zijn, waarbij wordt verwezen naar de inhoud van de gepubliceerde beschikking. 

Aangevoerd in deze zaak is de angst dat de vader zijn gewenste positie van juridisch vader gaat gebruiken om bij voortduring procedures te starten over de verblijfplaats van de minderjarige en het gezag over hem. 

De rechtbank overweegt in de genoemde zaak het volgende:

“De rechtbank wijst het verzoek van de man tot vervangende toestemming voor de erkenning af, omdat zij van oordeel is dat door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. Indien de man de juridische ouder wordt van [de minderjarige] , dan komt hij in een juridische positie waarbij hij steeds opnieuw de voogdij van de tante en de grootvader ter discussie kan stellen en zelf het gezag kan vragen, hetgeen tevens onzekerheid over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] met zich brengt. De man heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat het getouwtrek zal stoppen als de man [de minderjarige] zal erkennen, ook al heeft de man zich ter zitting – na overleg met zijn advocaat – neergelegd bij een verblijf van [de minderjarige] bij de tante. Duidelijk is dat de man de verhouding met de voogden ervaart als een heftige en langdurige strijd die door hem – met Gods hulp – gewonnen moet worden. De overtuiging van de man dat het goed is als [de minderjarige] uiteindelijk bij hem zal wonen, zit diep. Het risico dat het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning schade toebrengt aan de belangen van [de minderjarige] is daarom naar het oordeel van de rechtbank te groot. Bovendien is de vervangende toestemming niet nodig om vast te stellen dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] , want [de minderjarige] en de voogden zijn daarvan op de hoogte en erkennen die positie van de man.”

 

Waarom afwijzing van vervangende toestemming voor erkenning?

Kort gezegd legt de rechtbank aan haar beslissing ten grondslag dat vervangende toestemming voor erkenning in dit geval de situatie zal opleveren waarbij de vader in de juridische positie komt om steeds opnieuw de verblijfplaats van en het gezag/de voogdij over de minderjarige ter discussie te stellen en dat dit in strijd is met de belangen van de minderjarige. Bovendien, zo stelt de rechtbank, heeft de man de erkenning ook niet nodig omdat hij (door het bestaan van “family life”) recht heeft op omgang met het kind en het voor een ieder duidelijk is dat hij de vader van de minderjarige is; hij heeft de erkenning dus in die zin niet ‘nodig’.

Dit standpunt vloeit voort uit het wettelijk stelsel rondom minderjarigen waarin in feite enkel het verzoek tot vervangende toestemming erkenning en het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling openstaat voor niet-juridische vaders die, in het laatste geval, wel een nauwe persoonlijke betrekking (family life) hebben met de minderjarige. Voor verderstrekkende verzoeken, zoals bijvoorbeeld het bepalen of wijzigen van het hoofdverblijf of het verkrijgen van het gezamenlijk gezag, is het juridisch vaderschap vereist. Ook voor niet-juridische vaders zonder nauwe persoonlijke betrekking die een omgangsregeling zouden willen, is het juridisch vaderschap vereist.

In deze zaak leidt het afwijzen van het verzoek tot erkenning dus tot een blokkade voor de vader om (opnieuw) procedures te starten over de verblijfplaats van de minderjarige of het gezag over hem. Het tast het recht op omgang echter niet aan. 

Betekent dit nu ook dat er meer mogelijkheden zijn om in bijzondere gevallen de vervangende toestemming voor erkenning tegen te houden, zoals bijvoorbeeld met het criterium dat het deuren opent naar meer verstrekkende verzoeken? De tijd zal het leren. In ieder geval is duidelijk dat door de rechter een uitzonderlijk standpunt heeft ingenomen, daarbij op juiste wijze rekening houdend met de concrete en specifieke situatie.

Heeft u vragen en/of wilt u graag meer informatie ontvangen over vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige? Neem dan vooral contact op mr. Susanne Wolfert. Zij helpt u graag verder.

Heeft u vragen na het lezen?

Wij bellen u graag terug.

Specialisten in personen- en familierecht met hart voor uw zaak

Vooral in het personen- en familierecht kunnen de emoties hoog oplopen. Wij luisteren naar u. We leggen uit wat uw juridische positie is en wat de mogelijkheden zijn. Daarna gaan we in gesprek met de andere partij....

Familierecht

Gezamenlijk gezag: uitzondering of regel?

Door Tweede Kamerleden Vera Bergkamp (D66) en Jeroen van Wijngaarden (VVD) is deze week een initiatiefwetsvoorstel ingediend die het mogelijk moet maken dat ongehuwde vaders van rechtswege gezamenlijk met moeder...

Artikel